FAQ

Lees hier het antwoord op veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Stel deze via onze contactpagina.

Wat is duurzaam stortbeheer?

We vinden het belangrijk dat zo min mogelijk afval ontstaat. Het afval dat toch ontstaat, moet zoveel mogelijk worden hergebruikt. Als hergebruik niet mogelijk is, dan gaat de voorkeur uit naar verbranding met energieterugwinning. Het resterende afval, waarvoor geen alternatief beschikbaar is, wordt gestort.

In de huidige aanpak wordt een stortplaats zoveel mogelijk waterdicht afgesloten. Het gevolg is dat het afval wordt overgedragen aan toekomstige generaties. Een zorgvuldig beheer van stortplaatsen is dan eindeloos nodig om te voorkomen dat de verontreinigende stoffen buiten de stortplaats komen.

Rijksoverheid, provincies en sector zoeken nu naar een alternatieve wijze van beheer waardoor de nazorg wordt beperkt. Daarvoor zijn zij een programma gestart: introductie Duurzaam Stortbeheer (iDS). In iDS wordt onderzocht of een manier bestaat om de verontreiniging binnen de stortplaats onschadelijk te maken. Dat kan door het toevoegen van water en lucht waarmee biologische afbraakprocessen in de stortplaats worden gestimuleerd. De verontreinigingen in het afval worden zo uitgespoeld, opgevangen en behandeld, of afgebroken of vastgelegd.

Als de uitkomsten van het onderzoek positief zijn dan is er minder tot geen nazorg nodig. Op deze wijze belasten we volgende generaties niet met het beheer van ons afval én besparen we de samenleving forse kosten.

Hoe werkt duurzaam stortbeheer?

Duurzaam stortbeheer werkt volgens biologische processen: het stimuleren en activeren van afbraakprocessen van organisch materiaal in het afvalpakket door het toevoeren van lucht of water in de stortplaats. Door deze afbraak worden verontreinigingen deels afgebroken en vastgelegd aan vaste bestanddelen van het afval. Wetenschappelijk onderzoek heeft bewezen dat dit kan leiden tot een aanzienlijke vermindering van het ontstaan van emissies uit de stortplaats. Het is de bedoeling dat de stortplaats daarna minder aandacht nodig heeft. De risico’s voor de bodem en het grondwater worden klein. Dit komt door de afgenomen verontreinigingsgraad van het afval en door de vastlegging van achterblijvende verontreinigingen aan het vaste afval in de stortplaats. De stortplaats kan in dit geval langdurig benut worden voor andere gebruiksfuncties.

Binnen iDS worden deze processen op praktijkschaal toegepast op drie bestaande stortplaatsen in drie provincies: Braambergen in Almere (Flevoland), Kragge II in Bergen op Zoom (Noord-Brabant) en Wieringermeer in Middenmeer (Hollands Kroon, Noord-Holland). Het doel is te onderzoeken in welke mate de verontreinigingen in de stortplaats verminderen of worden vastgelegd.

Waar zijn de pilots?

Het stimuleren en activeren van afbraakprocessen volgens het programma iDS wordt toegepast op drie bestaande stortplaatsen in drie provincies: Braambergen in Almere (Flevoland), Kragge II in Bergen op Zoom (Noord-Brabant) en Wieringermeer in Middenmeer-Hollands Kroon (Noord-Holland). Deze praktijkproef moet duidelijk maken in welke mate de verontreinigingen in de stortplaats verminderen of worden vastgelegd.

Hoe is de keuze gemaakt voor de pilotlocaties?

De keuze voor de drie pilotstortplaatsen is gebaseerd op technisch-inhoudelijke en organisatorische redenen. Technisch-inhoudelijk gaat het onder meer om het soort afval dat op de stortplaats ligt en de onderafdichting die aan bepaalde eisen moet voldoen. Bovendien mocht de locatie nog geen bovenafdichting hebben. Organisatorisch was van belang dat de exploitant aan het onderzoek wilde deelnemen, bereid was de noodzakelijke investeringen te doen en bij wilde dragen aan de kosten van het onderzoek.

Wat is de doorlooptijd van het onderzoek?

De looptijd van het onderzoek duurzaam stortbeheer was oorspronkelijk gesteld op 10 jaar, met een eventuele uitlooptijd van enkele jaren. Die extra jaren waren alleen mogelijk bij een succesvol tussentijds resultaat van het onderzoek.

De tussentijdse evaluatie in 2021 heeft uitgewezen dat de pilot kans van slagen heeft. Dit is aanleiding geweest voor de betrokken partijen om de doorlooptijd met vier jaar te verlengen. Op basis van meer meetgegevens kan namelijk een beter onderbouwde eindconclusie worden getrokken.

Deze periode geldt ook voor de opschorting van de verplichting om een bovenafdichting aan te brengen op de andere daartoe aangewezen stortplaatsen.

Wat zijn de consequenties van de pilot voor omwonenden?

Het onderzoek veroorzaakt geen extra overlast of uitstoot. De stortplaatsen die in aanmerking komen voor het onderzoek zijn afgedekt met een dikke laag grond. Hiermee wordt overlast door geur en het contact met het afval voorkomen. Daarnaast blijven de huidige controles op emissies naar lucht, bodem en grondwater gehandhaafd – zoals dat wettelijk is geregeld.

Wat gebeurt er als de resultaten van de pilot iDS succesvol zijn?

Als de resultaten van het onderzoek succesvol blijken, dan zal het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de mogelijkheid van duurzaam stortbeheer definitief invoeren als beleid. Hiervoor wordt het Stortbesluit bodembescherming dan aangepast. Dit is afgesproken in de Green Deal iDS die de samenwerkende partijen hebben afgesloten. De Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming wordt gewijzigd om duurzaam stortbeheer definitief mogelijk te maken op de pilotstortplaatsen, de potentieel te verduurzamen stortplaatsen (‘PDS-locaties’) en eventuele andere stortplaatsen die geschikt zijn voor de duurzame aanpak.

Als de resultaten van het onderzoek niet succesvol zijn dan worden de stortplaatsen volgens het huidige beleid afgedicht en eeuwigdurend onderhouden.

Hoe groot schatten de experts de slagingskans vooraf in?

Of het experiment slaagt, hangt ervan of de resultaten na onderzoek wel of niet voldoen aan de vooraf opgestelde emissietoetswaarden. Deze toetswaarden geven aan welke concentraties van verontreinigende stoffen aanwezig mogen zijn in het uit de stortplaats tredende water (percolaat). Deze toetswaarden zijn voorafgaand aan het praktijkonderzoek door deskundigen vergeleken met de reguliere kwaliteit van het afvalwater uit stortplaatsen. De deskundigen hebben de gewenste vermindering van de verschillende stoffen vergeleken met de daarvoor bekende afbraakprocessen.

De conclusie hieruit was dat het technisch mogelijk is om de gewenste vermindering te realiseren. Een stortplaats bestaat echter niet uit gelijkvormig materiaal. Het is van te voren niet bekend of voldoende water en lucht op alle plekken in de stortplaats gebracht kan worden. Nergens ter wereld is ooit geprobeerd om soortgelijke toetswaarden te behalen. Het is heel moeilijk om te voorspellen hoe groot het slagingspercentage zal zijn, maar deskundigen waren op basis van de verkenning positief.

Hoe worden de resultaten van het onderzoek getoetst?

De resultaten van het onderzoek worden getoetst aan emissietoetswaarden. Deze toetswaarden zijn voor aanvang van het onderzoek vastgesteld en geven aan welke concentraties van verontreinigende stoffen aanwezig mogen zijn in het uit de stortplaats tredende water (het ‘percolaat’).

Hoe zijn de emissietoetswaarden vastgesteld?

De emissietoetswaarden, waaraan de resultaten van het onderzoek worden getoetst, zijn ontwikkeld in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) en het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN; in 2018 opgegaan in TNO). De toetswaarden zijn voor elke stortplaats vastgesteld in een ministeriële regeling.

Kan het onderzoek gevolgen hebben voor het grondwater?

Het onderzoek heeft geen gevolgen voor het grondwater in de omgeving van de pilotstortplaatsen. Voor deze stortplaatsen gelden de bestaande milieuhygiënische voorwaarden, zoals voorgeschreven in onder meer het Stortbesluit bodembescherming en de Uitvoeringsregeling. Deze voorwaarden gaan vooral over de aanwezigheid van een goed functionerende onderafdichtingsconstructie gedurende de hele looptijd van het onderzoek. Tijdens het onderzoek gaan de bestaande periodieke wettelijke controles gewoon door.

Wanneer is duurzaam stortbeheer niet mogelijk?

Duurzaam stortbeheer is niet mogelijk als de toegepaste technieken bij iDS (uitspoelen, afbreken of vastleggen) in het geheel niet werken, onvoldoende effect hebben of bezwaarlijke emissies veroorzaken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij geconditioneerde afvalstoffen of bij delen van de stortplaats waar grote hoeveelheden rookgasreinigingsresidu (reststoffen van de afvalenergiecentrales waar huishoudelijk restafval wordt verwerkt) zijn opgeslagen. Deze residuen bestaan hoofdzakelijk uit zouten. Bij geconditioneerd afval dringen water en lucht niet door in de afvalstof. Rookgasreinigingsresidu is afgeschermd door een waterdichte verpakking. Als die verpakking wordt beschadigd, zou het merendeel van de zouten oplossen wat zeer waarschijnlijk een niet-aanvaardbare zoutconcentratie in het afvalwater als resultaat heeft.

iDS wordt mede mogelijk gemaakt door de Crisis- en herstelwet. Gaat snelheid dan niet boven kwaliteit van de besluitvorming?

De Crisis- en herstelwet (Chw) is bedoeld om maatschappelijk gewenste ontwikkelingen te realiseren. Besluiten die hiervoor genomen worden, moeten dezelfde kwaliteit hebben als andere besluiten. Kwaliteit van de leefomgeving staat centraal. iDS is een voorbeeld van samenwerking tussen bedrijfsleven en overheden voor ontwikkeling en innovatie. Bijzonder aan iDS is dat het gaat om een vrijwillig samenwerkingsverband. De overheid stimuleert innovatie en zorgt voor het juridische kader. De stortbranche investeert miljoenen in het onderzoek. Dat kan alleen als er heldere afspraken zijn over hoe dit onderzoek plaatsvindt, welke eisen gesteld worden aan het resultaat en wat vervolgens de acties zijn. Wetenschappelijke organisaties, zoals het RIVM, de voormalige ECN (tegenwoordig TNO) en voorheen de Technische Commissie Bodem (TCB), zijn betrokken bij het opstellen van de eisen van het resultaat. De betrokken organisaties hebben aangegeven zorgvuldigheid belangrijker te vinden dan snelheid in doorlooptijd.

Wat is de rol en verantwoordelijkheid van de organisaties die samenwerken bij iDS?

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Het ministerie nam het initiatief voor het onderzoek naar duurzaam stortbeheer. Na gedegen voorbereiding en overleg met betrokken partijen maakte zij de uitvoering mogelijk met een Algemene Maatregel van Bestuur, een ministeriële regeling, een Green Deal iDS en een Koninklijk Besluit. Als iDS succesvol is, komt bij de afronding het initiatief weer bij het ministerie van IenW te liggen. Het ministerie zal zich dan inspannen om het Stortbesluit bodembescherming en de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming te wijzigen om duurzaam stortbeheer definitief mogelijk te maken.

Provincies

De provincies waarin de pilots worden uitgevoerd, zijn intensief betrokken bij het overleg, de communicatie en de uitvoering van het onderzoek. Dit staat geheel los van de rol die provincies hebben bij vergunning en handhaving van stortplaatsen. Ook de provincies waarin de (in de ministeriële regeling beschreven) PDS-locaties liggen, zijn nauw bij overleg en besluitvorming.

Stichting Duurzaam Storten

In deze stichting zijn alle stortplaatsexploitanten van Nederland verenigd, ook bedrijven die geen lid zijn van de Vereniging Afvalbedrijven. Zij hebben zich gecommitteerd om gezamenlijk de pilots en het flankerende wetenschappelijke onderzoek te financieren en uit te voeren.

Vereniging Afvalbedrijven

De brancheorganisatie van bedrijven die actief zijn in de totale afvalketen, die in opdracht van de Stichting Duurzaam Storten de overleggen, informatievoorziening en communicatie voor iDS organiseert en uitvoert.

Attero & Afvalzorg

Dit zijn de stortplaatsbeheerders die de pilots uitvoeren. Attero op locatie Kragge II in Bergen op Zoom (Noord-Brabant) en Afvalzorg op Braambergen in Almere (Flevoland) en Wieringermeer in Hollands Kroon (Noord-Holland). Op deze locaties wordt onderzocht of duurzaam stortbeheer mogelijk is.

Wat is een PDS-locatie?

Potentieel Duurzaam Stortbeheer (PDS)-locaties zijn stortplaatsen die bij een succesvol verloop van het experiment in aanmerking komen voor duurzaam stortbeheer. Zij krijgen (indien nodig) gedurende de looptijd van het experiment uitstel voor het aanbrengen van een bovenafdichting.

Is duurzaam stortbeheer op alle stortplaatsen mogelijk?

Duurzaam stortbeheer zal in de toekomst niet op alle stortplaatsen mogelijk zijn. Daarom wordt duurzaam stortbeheer ingevoerd als extra mogelijkheid naast de bestaande voorschriften die blijven gelden voor stortplaatsen die niet duurzaam te beheren zijn. Als de resultaten van het onderzoek niet succesvol zijn, worden de stortplaatsen volgens het huidige beleid afgedicht en eeuwigdurend onderhouden.

Wat is het resultaat van de tussentijdse evaluatie?

De tussentijdse evaluatie in 2021 heeft uitgewezen dat de pilot kans van slagen heeft, zonder negatief effect op het milieu. De gewenste processen, zoals de uitspoeling van verontreinigingen en natuurlijke afbraak/stabilisatie van organisch materiaal zijn in gang zijn gezet. Hiermee stonden de seinen op groen voor de tweede helft van de pilot.

Wordt de looptijd van de pilot gehaald?

De tussentijdse resultaten van het onderzoek naar het duurzaam beheren van bestaande stortplaatsen hebben duidelijk gemaakt dat het mogelijk is om de verontreiniging in stortplaatsen op een milieuhygiënische en veilige manier versneld af te breken.

Verder is uit de tussenevaluatie gebleken dat de beoogde processen minder snel gaan dan vooraf gedacht. Ook uit vergelijkbaar onderzoek in het buitenland blijkt inmiddels dat afbraak en stabilisatie meer tijd nodig hebben dan de looptijd van tien jaar waar de Green Deal Duurzaam Stortbeheer in voorziet.

Dit is aanleiding voor de samenwerkende partijen om het programma iDS met vier jaar te verlengen tot 2030. Op basis van meer meetgegevens kan een beter onderbouwde eindconclusie worden getrokken. Dat geeft een goede basis om duurzaam stortbeheer als definitieve regeling op te nemen in het Stortbesluit bodembescherming.